25 mei 2025
“There is a huge silence inside each of us that beckons us into itself, and the recovery of our own silence can begin to teach us the language of heaven.”
Meister Eckhart
Terwijl ik mijmer op het pianospel dat onze woonkamer vult met stemming, een gelatenheid waarin melancholiek als laatste verzet tegen verdriet oplost, denk ik aan de wandeling vanochtend.
Vanaf de vroege ochtend voelde ik de roep om alleen te wandelen.
Onderweg doorbrak ik de stilte tijdens een telefoongesprek met geliefden. Ziekte en sterfelijkheid kwamen ter sprake. Dreigend verlies kleurde de intonatie van woorden, een zoeken naar verzachting en praktische steun bleek een gedeeld doel. Terwijl ik verbond poogde ik oude patronen los te laten, was iets in mij bezig met emotioneel níets vastgrijpen en iets anders in mij bezig met innerlijk beraad over hoe wél aanwezig te zijn in gevoelige familiesituaties.
Even later, toen het gesprek over was en ik over een drukbereden brug liep, schoot angst omhoog. Wat als de brug breekt?
Ik voelde hoe de angst door mijn lijf zwom, mijn ademhaling verhoogde en ik even overgenomen werd door verbeelding.
En ik zag deze bewegingen van mijn ‘mind’ en hoe loslaten ook nu weer de ‘tegenreactie’ te weeg brengt, doodangst.
Doorademen verzacht veel schijnbaar leed. De brug bleef stevig, innerlijk en uiterlijk. Mijn mondademhaling transformeren naar mijn buik ontspande vrijwel direct en bood de innerlijke ruimte om te dalen in dat wat mij vandaag vanuit grotere levenscycli raakt.
Een jaar geleden was ik er op deze dag van overtuigd dat ik dood ging.
Zoals wellicht voor meer mensen met psychotische verschijnselen werd de verinnerlijkte strijd tussen intense eenheid en aangeleerde psychologische afweer gereflecteerd door doodsangst. Paniekerig probeerde ik duidelijk te maken dat ik toch echt zou overlijden, dat mijn hart stil zou komen te staan, dat mijn ademhaling zou stoppen.
Ik weet nog hoe ik de volgende ochtend wakker schoot en onvoorstelbaar veel energie door mijn lijf voelde stromen, als éen grote tinteling van teen tot kruin. En hoe ik juist die stroom levensenergie interpreteerde als teken dat 'ik' inderdaad was doodgegaan.
Vandaag wandelde ik een stuk rustiger door het Wilgenbos en voelde ik hetzelfde hart. Met net achter mijn borstkas ondertussen vertrouwd hartenzeer. Een fysieke bundeling van verliesgevoelens, indrukken waar de afgelopen anderhalf jaar mee bol staat.
Het is hartenzeer dat met vertraging en oordeelloosheid verzacht, maar toch telkens in golven terugkeert. Alsof ik telkens een kleine dood sterf, en het leven tegelijkertijd weer in mij aanzwelt.
Ontklemd van de extremen leven en dood, mij en de ander, toen en straks, goed of kwaad…beleefde ik vorig jaar een ander ‘zijn’.
Een alles doordringende stilte, een intens níets, als enorm contrast met en inbedding voor de stroom en impulsen levensenergie die de psychose was.
Herstel na de crisis is misschien het beste samen te vatten als het herstel van deze stilte in mij.
De terugkeer, de herinnering, de stilte als gids en wijsgeer. Alsof het een wedergeboorte van deze stilte was.
Ik kan niet zeggen dat dit herstel gestabiliseerd is in mijn dagelijkse beleving. Wel weet ik dat het alleen deze stilte is die alle antwoorden op existentiële levensvragen in zich draagt en elk opborrelend zelfonderzoek ankert in zijnswijzen zonder afleiding, opgelegd idee, vorm of afwijzing.
Moge ik haar leren eren als ware zij eindigheid zelve,
dat wat elk moment zo vól zin laat.
Foto: Ales Krivec