Raakzaam

We sluiten onze ogen, zakken in ons onzichtbare zelf en openen ons naar het licht van de ander.

Oog-in-oog. In mijn lichaam leeft een stroom energie op. Bzzzzt.

Woorden schieten tekort, iets als ‘wooooeeeh’ dekt de lading. Oké, zeg ik, laten we dit nog eens doen en probeer dan eens bewust deze stroom te begrenzen. Wanneer de ‘woeeeeh’ opkomt, begrens het dan eens en onderzoek hoe dat is. We geven ons beide over aan het proces.

Weer is daar het magische moment waarop we onze ogen openen. ‘Hey, daar ben je!’

Ineens lost alle scheiding tussen ons op, een giechel komt op. Een soort existentiële ontlading. Ik adem wat langer uit, smoor de giechel in mijn lichaam, voel de ‘woeeeeeh’ opkomen en begrens belichaamd, als ware mijn lichaam een context voor alles wat ook buiten mij om plaatsheeft.

Nu merk ik dat de ‘woeeeh’ samengaat met kleine stroomstootjes in mijn lijf en dat de levensenergie mijn lichaam vitaliseert.

We raken beide enthousiast van deze beleving. Ontwikkelpotentieel!

Hier valt iets zinnelijks en zingevends te ontdekken.

Hoe is aanraking en samenzijn een bron van vitalisering en verbinding?

Van raakbaar naar raakzaam evolueert intimiteit.

Diep in ons binnenste, in het onzichtbare zelf, leeft een wervelstorm. Vitaliteit alom, noch goed of kwaad an sich.

Zelfonderzoek is het uitpluizen en inlijven van levensenergie.

Het is het ontdekken dat inspiratie een ‘inhalatie’ is van iets dat buiten mij leeft en waar ik als muur tussen kan gaan staan, bijvoorbeeld in de vorm van schaamte - en dan bloedt mijn wezen, stik ik.

Dit is een volledig relationeel proces. Nabij of op fysieke afstand.

Inspiratie die onze toewijding volledig heeft noemen we liefde.

Er is begrenzing om transformatief los(ser) te komen van iets dat potentieel jou of een ander voelend wezen kwaad doet.

Deze begrenzing is een mysterieuze leerschool voor en omvorming naar een ánder wezen, juist door te doorleven wat er aan impulsen, instincten en denkbeelden in ons en via ons gedrag en als energievorm voortleeft.

Dit ‘andere wezen’ is niet zozeer een sociale identiteit, als wel de herkenning dat we liefde zíjn, juist door niet-iemand te zijn.

Deze oefening is elementair, belichaamd, bescheiden (onwetend) - anderszins is het alleen een denkbeeld, een poging tot eeuwig leven, een eisende gehechtheid.

Deze oefening is uiteindelijk geen oefening: het is een rauwe ontmoeting met leven, dat zich niet laat temmen en dat boordevol eindigheid - ongeluk, dood, verlies, ellende - voortleeft.

Hoe diep mag de aanraking - mag het leven - raken?

We kunnen hier ideeën over hebben, maar leven leeft voorafgaand en voorbijgaand aan vermeende besluitvorming. Aanraking is een omvorming. Een versmelting, die we bewust begrenzen, om te onderzoeken wat er gecreëerd wordt wanneer ‘ik’ een ‘we’ wordt.

Is het goed om mij te verenigen met dit ander wezen? Hóe is het goed om te verenigen?

Raakzaam worden we wijzer.

Een uitvoerbaar kwaad lange tijd beschouwen zonder het te verrichten veroorzaakt een soort van transsubstantiatie. Als wij er weerstand aan bieden met een eindige kracht, dan put die energie zich na verloop van een bepaalde tijd uit, en is zij uitgeput, dan bezwijkt men. Als wij onbeweeglijk en vol aandacht blijven staan, dan raakt de bekoring uitgeput - en wij halen de verloren energie weer in.

Als wij op dezelfde wijze een goede daad in ogenschouw nemen, op dezelfde manier - roerloos en aandachtig - vindt er eveneens een transsubstantiatie plaats van energie, en dank zij deze verricht men het goede.

De transsubstantiatie van energie bestaat daaruit, dat er voor een goede daad een ogenblik aanbreekt, waarop wij haar niet meer niet kunnen verrichten.

Dat levert ons weer een criterium van het goede en het kwade op.

Simone Weil

Een roeping tot aanraking is een gevoelde noodzaak. Er breekt leven door een barrière heen. Het onderzoek is subtiel en verfijnd, soms grof en rauw, om de impuls achter de beweging te doorleven, herkennen, belichaamd te leren kennen. Om schoonheid te leren kennen.

Om schoonheid te zijn, te volgen.

Kermende rouw in mijn buikgebied intensiveert mijn gevoeligheid tot een intensiteit die ongelooflijk levendig is. Eten wordt moeilijk, als ware ik verliefd. Zo lijken rouw en verliefdheid intens op elkaar. Pijn en plezier blijken geen gemakkelijk te classificeren tegenovergestelden.

Dáár de schoonheid van volgen,

moge dat mijn raakzame wijsheid zijn.

Next
Next

Rouw, schaamte en ons naakte lot