Kosmosis
Laura Stavinoha nam op secure en onderzoekende wijze een kerntalentenanalyse bij mij af in de context van haar opleiding tot analist. Een intrigerende ervaring. Laura vroeg naar jeugdherinneringen. Wat waren activiteiten waar ik mij levendig bij voelde? En hoe intens levendig was dat? Wat deed ik graag, vol overgave en vrijelijk mezelf-zijnde?
De ervaring die ik als hoogtepunt beschreef, die het diepste in mijn voelende weten gegrift staat, is het bewonderen van de sterrenhemel vanaf het balkon van ons ouderlijk huis.
Ik en mijn zussen lagen met onze matrassen op het balkon, mijn ogen waren even wijd als mijn mond langdurig stil viel. Ik voelde mij meer thuis dan ik ooit eerder had gekend en het zou een herinnering worden die ik met regelmaat nog eens bezocht, nogmaals zocht in de vele vaak verdonkeremaande uithoeken van mijn bestaan. Niet uit melancholiek, maar als het intens willen liefhebben van de ultieme beleving van waarheid. Soms als hinkend de schitterende, nergens te vinden geliefde zoeken die je hart (open)breekt wanneer hij of zij uit wijsheid de banden doorknipt die het doorademen van jullie liefde onmogelijk maakt.
Ik ervoer daar op het balkon dat ik de kosmos ontmoette en de kosmos mij even liefdevol en nieuwsgierig aankeek. Ik bleek de kosmos, één en velen van de sterren die zoveel jaren licht-bewustzijn verwijderd van mijn fysieke sterrenbestaan verbleven. Het was feitelijk zelfverlies en een oererkenning van mijn zijn in één. Het wonder dat we leven noemen werd openbaard door dat ene moment, die ene blik, deze tijdloze herinnering. Het verankerde voor altijd, want tijdloos, het gewetene dat ik de ster aan de hemel ben. Dat dat geen hoogheidswaanzin, maar pure liefde voor het waanzinnig verfijnde leven is. Liefde die geen afstand of indeling kent, liefde die straalt weldra het gezien wordt door precies dezelfde straling die de liefde zelf is. Liefde die altijd openbreekt en niet te meten of te temmen is.
Hoeveel dwalingen ik psychologisch ook heb gekend en zal kennen, deze waarheid staat als mijn werkelijke thuis.
We zijn het geheel, ons leven is weefsel en reflectie van dit geheel en de enige werkelijke heerser in ons is datgene dat moedig en bescheiden overgeeft aan onze belichaamde, kosmische kracht.
Het kerntalent bleek niet terug te brengen tot een kenmerk, te herproduceren passie of individueel te claimen gave. Het is niet te vermarkten, en het antwoord klopte daarom precies.
De erkenning van wie ik ben als kosmisch geheel lost in essentie alle psychologische problemen en vragen naar identiteit abrupt op. Niet omdat ik ineens als verlicht wezen precies weet wat wijs, waar of mooi is. Laat staan daar continu vanuit handel. Wél omdat ik in essentie geen wezen ben, nooit geen probleem kan zijn en in mijn van binnenuit uitreiken naar het geheel dat mij voortbrengt precies genoeg licht belichaam om nooit meer tegen de onvermijdelijke zwaartekracht van het bestaan te hoeven vechten.
Helaas lig ik niet elke dag op dat balkon, val ik telkens weer in verleidelijke en vergoelijkende relativiteiten en voelt leegte nog altijd als de afwezigheid van de kosmos die ik altijd al ben en zal blijven. Schitterende humor, dit universum!
Moge ik elke dag stilletjes of luidluchtig verliefd worden op het leven en mij niet doodstaren op een zo getemde, bedreigende eindigheid die überhaupt nooit de mijne zou kunnen zijn. Wie ik ben is leven en het enige dat deze waarheid als schoonheid herkent is het doodgewoon en volledig aankijken. Zelfs als alle donkerte van de wereld je dit verlet. Misschien wel juist dan.
Sterrenstof blijven we hoe dan ook. Het is niet de dood die beangstigt, het is de grootheid van (onszelf als) leven die we uit angst voor overweldiging verkleinen tot een kenbaar ik. Liever doods, dan zó levend. We denken wellicht dat we er beter aan doen onze nietigheid te herkennen, maar dat is ook de blik afwenden van de grootsheid van werkelijk niet die ene, afzonderlijke, gedimde persoon te zijn.
We worden allemaal volledig door de sterrenhemel gezien, geen talent dat dát ontkrachten kan. Wat wil je nog meer ?
Foto: Nathan Anderson