Ongegidst door het leven

Er zijn mensen zoals jij en ik en zij gaan sinds hun vroege jeugd ongegidst door het leven.

Het zijn mensen zoals jij en ik, al groeien ze op in zulke barre, wrede, lege, woeste en ontwrichtende omstandigheden dat de persoon die ze hadden kunnen zijn nooit of tegen alle onwaarschijnlijkheid in en met grote moeite tevoorschijn bloeit. Hun omgeving liet hen onmachtig in de steek of schond hun integriteit ten zwaarste. Soms noemen we hen ‘door het leven gehard’, maar eigenlijk klopt dat niet. We dichten hen dan een hardheid toe, maar we zouden het gemis aan omringende, zachte sterkte juist moeten benadrukken.

Dit zijn mensen die ons nadrukkelijk laten weten dat elk individu evengoed een spiegel van zijn omgeving is. En dat een omgeving tegelijkertijd als een bodem is, de grond onder de voeten waarop je steunt, de oriëntatie van een zelf ín een wereld, die er beide toe doen, die elkaars gegeven zijn, geen hardbevochten kameraden, plompverloren redders of toevallige einzelgängers met wie je het noodlot leven deelt.

Het zijn mensen die de liefde, die ze in potentie zijn en voelen, zelden bewust in zichzelf of naar een ander gewaarworden. Mensen die niet in een stevige bedding opgroeiden, die geen consequent thuis hebben gekend, die vanaf dag één streden voor hun basisbehoeften. Ze zijn overgeleverd aan de shock van een volgende ontbering.

Mensen die extreem gedepriveerd zijn, geen hand noch betrouwbaar brood hebben om op te teren, mensen die overleven. Overleven, niks meer leren over het leven dan het te overleven. Mensen die, omwille van de rauwe context waarin ze opgroeien, emotioneel zwaargewond door hun jeugd komen en bij de geringste foutstap of herhaaldelijke misstap tijdens hun verwilderde tienerjaren de definitieve weg van wandaad, onthechting en ontheemding oprollen. De zwaartekracht trekt aan hun schouders, tot in de onderwereld, waar een vervangend nest wordt gevonden, waar ze als koekoeksjong opgevangen worden.

Mensen die keer op keer door het met elkaar te smeden sociale systeem miskend worden, die bij voorbaat schuldig zijn of die op een onwerkelijk jonge leeftijd hun onschuld definitief verloren, ogenschijnlijk onraakbaar en beangstigend gewetenloos,. Er zijn wel hulpkreten, maar ze worden verstaan als bewijs van een ingeweven persoonlijkheidsfout. Die hulpkreten worden geuit in een lichaamstaal die als strafbaar te boek gaat en wreed als deze andermans integriteit schendt.

Mensen die we met een maatschappelijk ingedikt discours indelen in kwaad versus goed, maatgevende normen waarin weinig ruimte voor variatie overblijft. Een biologische klok lijkt te tikken richting een sociaal gedetermineerd noodlot. Met de plotlijnen van hun levensroute kan slechts een tragedie worden opgetekend. Geboren in de schoot van een slachtoffer dat dader werd, rest hen het redden van de eeuwige herhaling van de geschiedenis.

Het zijn mensen die één worden met hun verwoede daden, omdat zij tussen impuls en actie nooit ongeschonden speelruimte beleefden. Onbezonnen zijn is onverbonden zijn, iemand zijn waar zij niemand dreigden te zijn.

Sommigen plegen daden die we onverstandig, soms zelfs gruwelijk noemen. Als we ze zien en als we horen wat ze gedaan hebben, dan leren we initieel gruwelmensen kennen omdat we ons op hun daden focussen, omdat we de kwaadheid als onmenselijk zien, omdat we afkeer ervaren en omdat we overmand zijn door morele verontwaardiging. Invoelbaar. Het is onvoorstelbaar, hoe ben je tot zoiets in staat?

Dát is een goede vraag. Er volgen confronterende antwoorden.

We raken gedesoriënteerd, want we leren mensen kennen die niet in contact staan met hun onmachtige zelf, met een naar hen uitreikende jou. Alles van waarde lijkt ontwricht. De daad zelf bevestigt de ontheemding die al veel langer gaande was, de weerloosheid. Het leven kennen deze mensen als een onthecht, onveilig gehecht wezen. Er was en zal geen medemens zijn die echt van hen zal houden. Zonder die verbindende ervaring is het leven van een sociaal mensdier puur en alleen gericht op zelfbehoud. En zelfs dit zelfbehoud is weinig waard als we onder de totalitair verkrampte, soms extreem onwetende poging tot overleving een vraag uit en naar liefde stellen.

Het zijn precies deze mensen die ons doen terugdeinzen, stil doen staan. We kijken en we zien ze. Een ontmoeting met hen leert dat elk mens in verbinding zijn of andermans waardigheid voelt en cultiveert. Dat waardigheid verbinding is, dat verbinding waardigheid broedt. Als de menselijke verbindingen in een mensenleven een kind niet toestaan om zijnsliefde te ervaren, en als noodzakelijke afhankelijkheid ook een onterende bedreiging of chronische ontheemding betreft, dan kunnen we een onpeilbare leegte onder ineens oplaaiende, razende woede verwachten.

Woede, woede, wrede woede. De wrede roep, de uithaal, het geweld, de wreedheid waarmee de verbinding alsnog opgeëist wordt. Ditmaal, even, in eigen handen genomen en met eigen handen gebroken.

Want als niemand om je geeft, kun je als laatste redmiddel de wereld laten zien dat jij zelf degene bent die om niemand geeft.

Dat je zelf degene bent die om niemand geeft… De laatste, woedende, vulkanische poging tot macht over een gebroken lot. Een lot dat nog liever met eigen handen wordt gebroken dan als een eeuwig voortdurende, niet te stelpen buikwond wordt gedragen.

Alles om de leegte, de totale verwaarlozing, de desolate, hartverscheurende, niet te verwerken verlating niet te voelen. Alles om te spiegelen wat vanaf de jongste peuterjaren de liefde leek: geweld. Alles om de liefde in een shot chemicaliën te voelen, de roes als een warme omhelzing in een koesterende ouderschoot, een naald en injectie als de kippensoep die je nooit geserveerd kreeg, maar middels je verbeelding je lijf wel met schrijnend, schroeiend verlangen vult.

Alles om niet de levensader doorsnijdende pijn te voelen. Dat je niemand bent. Dat niemand om je geeft. Dat je onzichtbaar bent. Onzichtbaar, als je erin zou geloven zélfs onschendbaar.

Je bent nog liever iemand in de ogen van andere daders, dan niemand in de ogen van niemand.

De eerste aanraking die volgt op de woede-uitbarsting is die van de politieagent die dit gruwelmens inboeit. “Boeien!”, hoor je de ingeboeide nog zeggen. De officier van justitie concludeert na gevangenschap stellig: “Niemand is onaantastbaar.”

Wat we hem eigenlijk horen zeggen, is dat we niemand zijn zonder de tast van de liefkozende ander. En dat we nagenoeg alles doen om iemand te zijn, voor de ander, de verbeelde ander.

Het is onmenselijk, zelfs onverdraagbaar om als mens op te groeien met de notie dat niemand werkelijk om jouw welzijn geeft.

De paar mensen die deze ervaring als persoon enigszins overleven, hebben zich ongetwijfeld genoodzaakt gevoeld om zichzelf gedurende een lange tijd gedeeltelijk, geestelijk als dood op te schrijven. Want zo was hun lot en zo waren ze nog bij machte om dat lot met psychische tact te dragen; zo waren ze in bloedstollende staat een deel van zichzelf intern op te sluiten en af te sluiten voor de ontwrichtende invloed van een bespottend ongezonde omgeving. Dit zijn de mensen die, na hun rauwe, eerlijke, steeds subtieler wordende verwerking van hun trauma, een onmenselijk groot hart hebben en het universele leed van onthechting in elk mens dat ze treffen herkennen.

Het zijn mensen voor wie het diepste verdriet doorleefd is en elke oerschreeuw een erkentelijke, zij het grove roep om échte liefde.

Het zijn mensen die anderen zullen leren over het zinvol dragen van leed. Dit. Is. Een. Mens.

En het zijn mensen die niet zelden langdurig en voortgaand in zichzelf conflicten dragen, waartoe ze de beproefde, soms ook verraden en geofferde binnenruimte hebben. Conflicten die hen niet determineren, maar ook niet gevoelloos laten. Conflicten waarmee ze tóch de liefde in gesprek laten gaan.

Conflicten waarvan ze weten dat ze ermee aan de slag gaan, om telkens weer een kleine dood te sterven, om het ego te stillen dat overmacht eist en het gebroken lot wil splijten tot een eeuwige, bloedstollende tweespalt. Om de leegte als vrijwaring van gehechtheid aan overleven te ervaren, om in ieder mens de kwetsbaarheid en raakbaarheid van een totaal hulpeloze baby te zien en om met een hart in staat tot peilloze compassie hun medemens in zichzelf, in die snijdende innerlijke criticus, tegemoet te komen. Om te durven spelen, opnieuw en soms, hoe schrijnend ook, voor het éérst.

Het zijn de mensen die bij kennismaking met een geweldpleger de spiegeling van hun zelfkastijding herkennen en zich slechts één levensbesef, weliswaar van teen tot kruin herinneren:

Iedere persoon in onze mensheid heeft liefde als vitale levensenergie nodig.

Liefde, als een met elkaar en voortgaand onderhouden, soms hersteld gevoel van integriteit. Praktisch, sociaal, emotioneel, fysiek, spiritueel en cognitief.

Opdat de complexiteit van het leven ook weer in eenvoud herkend wordt: samen één zijn.

Uit: Intens Mens

Fotograaf: Karlijn Goossens

Next
Next

Kosmosis